MODERN NEDERLANDS - NIUMOTREPOLS (standart lange von motrepolie) KLANKEN - KLANKEN abdefghijklmnoprstuvw a - ɑ au - ɑu b - b d - d d (aan het eind) - t e - 'ɛ/.ə eu - ɔʏ f - f g - χ h - ɦ i - i~ɪ iu - iu j - j k - k l - l̻~l̥ m - m n - n o - ɔ p - p r - r s - s t - t u - y~ɵ v - v w - ʋ GETALLEN - NAMMERS nul - sel een - euin twee - swi drie - tri vier - fir vijf - fin zes - ses zeven - sem acht - et negen - neun tien - din elf - elf twaalf - twelf dertien - tridin veertien - ferdin vijftien - fidin zestien - sesdin zeventien - semdin achttien - edin negentien - neundin twintig - swinni eenentwintig - euin-e-swinni tweeëntwintig - swi-e-swinni drieëntwintig - tri-e-swinni vierentwintig - fir-e-swinni vijfentwintig - fin-e-swinni zesentwintig - ses-e-swinni zevenentwintig - sem-e-swinni achtentwintig - et-e-swinni negenentwintig - neun-e-swinni dertig - trinni veertig - firni vijftig - fini zestig - sesi zeventig - semi tachtig - eti negentig - neuni honderd - hunerd honderdeen - hunerd-euin tweehonderd - swihunerd duizend - tusend tienduizend - dintusend honderdduizend - hunertusend miljoen - miljon komma - kom punt - pun GROETEN - GRETEN Welkom! - Wilkom! Hallo! - 'Allo! Hoi! - 'Oi! Goedendag! - Goddag! Goedemorgen! - Gomorge! Goedenavond! - Godevend! Tot ziens! - Sejeson! Tot morgen! - Sejemorge! Doei! - Boi! Vaarwel.. - Godboi.. ANTWOORDEN - ANWORDEN ja - jes nee - nin oké - oke Natuurlijk! - 'Turlig! Geen sprake van! - Ken vrag! Waarom niet? - Wenred nikt? Absoluut niet! - 'Psolut nikt! VIJF W'S EN EEN H - SES W'S wie - wenens wat - wending waar - wenle wanneer - wentid waarom - wenred hoe - wemman niemand - kenens niets - kending nergens - kenle nooit - kentid geen reden - kenred geen manier - kemman iemand - euinens iets - euinding ergens - euinle ooit - euintid een reden - euinred een manier - euimman VOORZETSELS - VORSETTEN voor - vor naar - a in - in van - von aan - an KALENDER - KALENDER maandag - mondag dinsdag - tunsdag woensdag - wensdag donderdag - tursdag vrijdag - fridag zaterdag - saterdag zondag - sondag januari - januar februari - februar maart - mars april - april mei - mi juni - jun juli - jul augustus - augst september - septem oktober - oktob november - novem december - decem dag - dag week - wok maand - mont jaar - jer weekend - wokent ochtend - morge middag - naklok avond - evend nacht - nag vandaag - hedag morgen - nadag gisteren - vordag GESPREK - SPRAK Jan: Hallo! - 'Allo! Klas: Hoi! - 'Oi! Jan: Hoe gaat het? - Wemman got 't? Klas: Het gaat goed, en met jou? - 'T got god, e mit du? Jan: Het gaat ook goed. - 'T got auk god. Klas: Kom je naar het toernooi morgen? - Koms du a 't tornoi nadag? Jan: Ja, ik zal bier meenemen! - Jes, i sal bir brinnen! Klas: Mooi! Tot ziens! - Moi! Sejeson! Jan: Doei! - Boi! LIDWOORDEN - ATIKK'LEN de - d' (letl'k man e vro) het - 't (oders) een - euin (standart) dit/deze - 't hir (ekept person, den 't -> d') dat/die - 't dor (ekept person, den 't -> d') PERSONEN - PERSONNEN ik - i jij - du hij - hi zij - si het - 't wij - win jullie - vin zij - sin u - vi OVERIG - MISKELEN en - e federaal - fedral alarm - 'larm als - if